‘s Gravenhage, 15 december 1947
Mijn beste Hendrik, liefste man,
Ja, mijn man, dat ben je nu. Hoewel ik nog aan dat woord moet wennen. Tijdens dit schrijven, vraag ik mij af of je er al weet van hebt een getrouwd man te zijn. Papa heeft me beloofd je onmiddellijk per telegram van de huwelijksvoltrekking op de hoogte te stellen.
Voel jij je nu anders, als echtgenoot, daar in ons verre Indië? Kijk je evenzeer uit naar onze hereniging als ik?
Gedurende de ceremonie kon ik het niet laten reikhalzende blikken op de deur te werpen. Alsof je ieder moment kon verschijnen. Helaas, zo mocht het niet zijn! De handschoen op het altaar bleef onbemand. De woorden van de pater heb ik nauwelijks gehoord. Je oom tekende zonder ommehaal. En dat was het dan, zonder poeha in de echt verbonden.
Nu zit ik hier op mijn kamer, nog steeds niet aan het ouderlijk huis ontsnapt. Een eenzame huwelijksnacht waar die handschoen niet bij kan helpen!
Van de rederij heb ik vernomen dat er na de jaarwisseling gevaren kan worden. Ik zal klaarstaan voor vertrek. Opdat ik je gauw in de armen kan sluiten en ons nieuwe leven beginnen mag.
Je liefhebbende vrouw,
Lientje
Mooi geschreven, het roept vragen op, waar je zelf verschillende antwoorden op kunt bedenken, maar waar je nooit zeker achter komt. 😉
LikeLike